alles over Kroatie naar desktop-versie Vakantiehuis Maroflin

Bezoek aan Zadar.


Oude verhalen - Deel V - pagina 5 - laatste pagina van deel V

In 1115 waagt zij wederom een poging om aan het gezag van Venetië te ontsnappen en stelt zich onder de bescherming van de Koning van Hongarije. Zij wordt nogmaals overwonnen. In 1170, nieuwe poging tot opstand. De Doge Domenico Morosini heeft de stad tot de zetel van een Aartsbisschop gemaakt: aan deze draagt zij nu alle gezag op, om zich zodoende zowel van de Venetianen, als van de Kroaten en de Hongaren te bevrijden. De republiek rust wederom een vloot uit, en dwingt haar tot onderwerping. Doch in 1124 en 1185 komt zij, ondersteund door de Koning van Hongarije, opnieuw in opstand. Telkens onderworpen, en telkens weerspannig, waagt zij aldus nog driemaal de worsteling, tot in het jaar 1346, toen zij een zeer gedenkwaardig beleg had te doorstaan.

De Koning van Hongarije zag met lede ogen de havens van Dalmatië in de handen der Venetianen.Nadat alle pogingen om het juk der republiek af te schudden waren mislukt, stelde hij een schikking voor: Zara (Zadar) zou in de macht van Venetië blijven maar de republiek zou de stad bezitten als een leen van de Hongaarse kroon en daarvoor een jaarlijkse schatting betalen. De Senaat weigerde: de Koning belegerde Trau, Spalato (Split) en Zara (Zadar), dat zijn zijde koos. De Venetiaanse vlootvoogd Marc Justiniani tastte de stad langs de zeezijde aan en overmeesterde haar, ondanks dappere tegenstand. Faliero werd tot gouverneur benoemd, en moest nu de stad verdedigen tegen de Hongaren, die haar langs de landzijde bedreigden. Het beleg duurde zes maanden en kostte aan de republiek ontzaglijke sommen en veel verlies van mensenlevens. Eindelijk viel de stad, door verraad, in de handen der Hongaren.

Daar Venetië destijds ook op het Italiaanse vasteland in een geduchte oorlog met deze zelfde Koning van Hongarije was verwikkeld en al haar krijgsmacht nodig had moest zij van van verdere pogingen tot herovering van Zara (Zadar) afzien. Faliero werd naar Venetië ontboden, verscheen voor de Senaat en werd gestraft met een geldboete, een jaar gevangenis en levenslange uitsluiting uit alle regeringsambten. Daarentegen ontving de militaire bevelhebber van Onone, die zich hardnekkig verdedigd had, en aan wie de republiek had gelast zich over te geven, een openlijke hulde. De veldtocht viel ongelukkig voor Venetië uit. De Koning van Hongarije was overwinnaar, en eiste dat de republiek afstand zou doen van geheel Dalmatië en alle steden en eilanden, van Fiume (Rijeka) en Pola (Pula) tot Durazzo dat wil zeggen de ganse kust van de Adriatische Zee. Het traktaat werd op 18 februari 1358 getekend. De Doge verloor de titels van Hertog van Dalmatië en Hertog van Kroatië. De Venetianen mochten in de beide landen zelfs geen eigendom meer bezitten en de republiek mocht zich in de havens niet meer door consuls laten vertegenwoordigen en moest, in geval van een oorlog ter zee, de Koning van Hongarije met vierentwintig galeien bijstaan.

Dit vernederende, door de nood afgedwongen traktaat bleef slechts vijftig jaar in stand. In 1409, toen Ladislas en Sigismond elkander de kroon van Hongarije betwistten, knoopte de Senaat onderhandelingen met Ladislas aan en kocht van hem Zara (Zadar) terug. De stad bleef sedertdien tot aan de vrede van Campo-Formio (1797), in het bezit van Venetië, dat haar tot een der bolwerken maakte van haar koloniën in Dalmatië, als verdediging tegen de zo lang geduchte Turkse macht. Zara (Zadar) kwam ook niet meer in opstand en ging na de val der republiek over in handen van Oostenrijk, dat haar behoudens het korte Franse tussenbestuur, nog bezit.

Zoals ik zei, is Zara (Zadar) eigenlijk op een schiereiland gebouwd, in een kanaal of straat, gevormd door de vaste wal van Dalmatië en door een aantal eilanden, evenwijdig met de kust. Deze eilanden ontlenen aan hun gedaante de naam van Isole Longhe, lange eilanden. Zij heten Uglian, Eso, Pasman, Longa, Incoronata. Toen de aangrenzende kust nog onophoudelijk blootstond aan de invallen der barbaren, namen de bewoners bij herhaling de wijk naar deze rotsige eilanden en maakten, door onvermoeide arbeid de harde grond voor bebouwing geschikt. Zij plantten er de wijnstok, die uitstekend slaagde en een der bronnen van welvaart voor het land werd. Ook werd een proef genomen met graanbouw. Men telt niet minder dan dertig dorpen en tweeëntwintig parochies in deze eilanden. De bevolking zal tussen de twintig- en vijfentwintigduizend zielen bedragen. De inwoners zijn voor het merendeel vissers, die de zeer visrijke wateren langs de kust exploiteren. De vissers van Chioggia komen ook hier gedurende zekere tijd van het jaar hun bedrijf uitoefenen.

Vóór de Isole Longhe, meer zeewaarts,- als uitgezette wachters van het kanaal van Zara (Zadar)- liggen nog enige andere kleine eilandjes: Selve, Ulbo, Premuda, Sabbione, Isto, Melada, Sestrugn. Alle bewoners leven van de zee. Het zijn echte alcyonnesten, door de golven gedragen, door de stormen ombruist. Hier kan men prachtige exemplaren der echte klippen,van de scoglie vinden waar de eenvoudige vissershut verscholen zit in de spleten van de rots. Grond is bijna nergens voorhanden. Maar overal waar zich slechts een gelegenheid tot zaaien of planten aanbood, heeft de mens gebruik gemaakt om de ondankbare grond een magere oogst af te dwingen.

Tussen Zara (Zadar) en de stad Knin, nabij de Turkse grenzen gelegen, bestaat een geregelde postdienst. De afstand tussen die beide plaatsen bedraagt eenenvijftig mijlen, en in vijftien uur kan de reiziger Dalmatië in zijn grootste breedte doorkruisen, van de kust van de Adriatische Zee tot de berg Dinara. De postwagendienst is evenals dergelijke staatsondernemingen in Oostenrijk, zeer goed ingericht. De wagen vertrekt tweemaal per week en heeft niet meer dan vier zitplaatsen maar de reizigers zijn zeldzaam en men kan dus hier naar keuze, gebruik maken van een gemakkelijk en betrekkelijk goedkoop vervoersmiddel.

Daar het mij echter voornamelijk te doen was om het volk in zijn dagelijks leven te leren kennen, wilde ik van de postwagen geen gebruik maken, omdat die niet zou toestaan te stoppen waar ik wilde. Ik trad in overleg met de landlieden die ik op de binnenplaats van het gerechtshof had ontmoet en die voor het merendeel van Kistagné waren, op enkele uren afstand van Knin. Nadat zij getuigenis in het proces hadden afgelegd, mochten zij weer naar hun woning terugkeren. Wij kwamen overeen dat wij samen zouden reizen, en op zaterdagmorgen (16 Oktober 1874) bevond ik mij op de afgesproken plaats, even buiten de Landspoort.

Het was een schilderachig plekje. Achter ons verhief zich de fraaie poort van Sammicheli, met haar lange houten brug over de Vissershaven, die de stad met de vaste wal verbindt. Rechts hadden wij de kaai waartegen enkele kleinere vaartuigen, karvelen, lagen geankerd. Vóór ons lag de weg die aanvankelijk was ingesloten tussen de zee en het grote bastion dat aan het strand was opgeworpen. Boven het bastion prijkt het fiere wapenschild der Oostenrijkse monarchie.

(dit is de laatste pagina van Deel V)




vandaag 20-4-24, laatst aangepast op 06-12-15.