alles over Kroatie naar desktop-versie Vakantiehuis Maroflin

De stoomboot naar Zadar


Oude verhalen - Deel II - pagina 2 - pagina 3

In vier uren vaart de stoomboot van Fiume (Rijeka) naar Segna (Senj), het oude roversnest van de Uskoken. Doch de boot vaart maar eens in de week, donderdagsmorgens om zeven uur. De paketboten van Lloyd leggen in dit smalle kanaal van Maltempo, het beruchtste en gevaarlijkste van hele golf, slechts acht mijlen per uur af. Eens te Segna (Senj), is men dan ook als opgesloten en moet men daar blijven tot de volgende donderdag, om naar Fiume (Rijeka) terug te keren, of zelfs tot de daarop volgende donderdag, als men de reis naar Dalmatië wil vervolgen.

Segna (Senj), de oude stad der Uskoken, heeft nu nog ondanks alle veranderingen door de tijd en de mensen aangebracht, volledig het voorkomen van een ongenaakbare schuilhoek, een uitgezochte plek voor boeven en gauwdieven om zich te verbergen. De stad ligt aan de kust, tussen de eilanden Veglia (Krk) en Arbe (Rab). Aan de landzijde wordt zij afgeschermd door hoge bergen terwijl zij aan de zeezijde vroeger slechts met kleine vaartuigen bereikbaar was. Tegenwoordig zijn de bossen op de berg omgehakt, en heeft men een haven gemaakt, maar nog altijd bestaat de Bocca di Segna, een uiterst gevaarlijk kanaal tussen de klip Perviechio en de uitstekende punt van het eiland Veglia (Krk).

Alles is hier nu rustig en vreedzaam.De arme vissers, die mij gastvrij ontvingen en aan wie ik de geschiedenis vertelde over de zeeschuimers, die hier vóór hen gewoond hebben, zetten bij dit verhaal grote ogen op, als gold het een sprookje dat uitgevonden was om hun lange avonden te verkorten.

De naam Uskoke (skoko, vluchteling), die een schandnaam is geworden, werd oorspronkelijk gegeven aan Turkse onderdanen, die een wijkplaats hadden gezocht op de smalle strook tussen de zee en het gebergte langs de kust. Ten getale van hoogstens drie- of vierhonderd man, werden zij eerst gastvrij ontvangen in Clissa, een vesting op een zeer steileheuvel boven Salona en Spalato (Split) in Dalmatië. Heer van Clissa was destijds een zekere Pietro Crosichio, een leenman van de Hongaarse kroon. Hij meende die gasten te kunnen gebruiken in de strijd tegen zijn vijanden maar dit was zijn ongeluk. De Uskoken plunderden en roofden op Turks grondgebied. Clissa werd belegerd, Crosichio gedood en zijn hoofd in triomf op een lans rondgedragen.

Na de val van Clissa, lag Dalmatië voor de vijand open. Ferdinand van Oostenrijk wilde nu op zijn beurt die uitgewekenen tot zijn bondgenoten maken; hij bood hun een wijkplaats aan in de stad Segna (Senj), destijds een leengoed van de Frangipani. Langs de landzijde waren zij hier veilig, zowel voor geschut als voor ruiterij. De vele kleine eilandjes en klippen maakten ook de toegang tot de zee haast onmogelijk. Zij hoefden dus hun vijanden niet meer te vrezen. Maar er viel hier noch aan akkerbouw, noch aan visserij te denken.Bovendien waren de Uskoken van jongsaf in de wapenhandel geoefend en aan de strijd gewoon. Zij beklommen dus de rotsen en ondernamen van uit de bossen, op de top van de berg, hun aanvallen en plundertochten tegen de Turken. Op het strand beroofden zij de schipbreukelingen en weldra begonnen zij zelf schuiten te bouwen en bewust van de veiligheid van hun positie, werden zij piraten. >>> pagina 3




vandaag 18-4-24, laatst aangepast op 06-12-15.